In 2009 organiseerde Röportaj de minitentoonstelling 'De verbeelding aan de macht' in het Persmuseum. Hier waren zo'n veertig cartoons te zien uit Turkije en Nederland over persvrijheid. Joost Lagendijk - oud-voorzitter van de Gemengde Parlementaire Delegatie Europa-Turkije van het Europese Parlement - opende op 29 januari 2009 de deuren van deze expositie. In voorgaande jaren had toenmalig premier Erdoğan cartoonisten voor de rechter gedaagd, zoals Sefer Selvi en Musa Kart, die hem in allerlei verschijnsvormen in hun spotprenten lieten figureren, waaronder als ui, prei of aubergine. Dit kwam deze cartoonisten op strafvervolging te staan. Van beide tekenaars, maar ook van Nederlandse cartoonisten, waren op de expositie tekeningen te zien.
Hoe ga je door met het tekenen van cartoons als je door zo'n spotprent een maand in de gevangenis hebt gezeten? Spelen angst en zelfcensuur een rol bij het hanteren van het penseel? Over deze vragen ging Jos Collignon, één van de bekendste cartoonisten van Nederland, in debat met de Turkse cartoonist Güneri Içoğlu. Içoğlu belandde in 1989 korte tijd in de gevangenis, omdat één van zijn cartoons als 'beledigend voor de Turkse identiteit' werd beschouwd. Ook deze was te zien op de tentoonstelling. "In Turkije verstaan tekenaars de kunst dingen te zeggen die ze niet mogen zeggen."
Grenzen verleggen
Op de minitentoonstelling waren tientallen cartoons uit Nederland en Turkije te zien. "Kritische tekeningen maken over de gevestigde macht in Turkije kan gevaarlijk zijn. Toch tonen cartoonisten steeds over hoeveel vindingrijkheid zij beschikken", aldus Niels Beugeling, hoofd Collecties van het Persmuseum. Dat blijkt ook uit de eigenzinnige reactie van het satirische weekblad Leman, nadat premier Erdoğan een aanklacht indiende over een cartoon waarin hij als kat was afgebeeld. Leman kreeg een boete, maar liet zich niet uit het veld slaan. "In volgende edities figureerde Erdoğan als peer, ui en rode peper. Cartoonisten blijven zoeken naar manieren om de grenzen te verleggen die aan de persvrijheid worden gesteld." Collignon: "Columnisten en cartoonisten zijn de vooruitgeschoven posten van de persvrijheid. Zij bevinden zich in de voorste linies waar de meeste klappen vallen", stelt hij. "In het Westen is het ondenkbaar dat een cartoonist wordt gestraft, omdat hij de premier als dier afbeeldt. Ik vind het dan ook een briljante vondst dat Erdoğan in cartoons nu als groente door het leven gaat. Hij realiseert zich niet dat hij met een prei op zijn hoofd pas echt voor schut staat. In Turkije verstaan tekenaars de kunst dingen te zeggen die ze niet mogen zeggen."
'Wij zijn van iedereen'
Opvallend aan de satirische bladen in Turkije is hun onafhankelijkheid. In Turkije zijn vrijwel alle media in bezit van enkele grote bedrijven die voordeel hebben bij goede relaties met politiek en bedrijfsleven. De cartoontijdschriften worden in eigen beheer uitgegeven. Içoğlu: "Leman is onafhankelijk. We verschijnen wekelijks en zijn van iedereen. Cartoonisten die voor dagbladen werken, ervaren minder belemmeringen, maar zijn volgzamer aan de zittende macht. Zij leveren niet de scherpe kritiek die kenmerkend is voor onze cartoonisten." Collignon: "Nederland kent geen traditie van onafhankelijke cartoonisten. We hebben hier geen eigen bladen, zoals in Turkije, Frankrijk of Italië. De meeste tekenaars zijn werkzaam bij een krant, maar ze kunnen een onafhankelijk geluid laten horen. Niet alleen kranten, óók het politieke establishment heeft een andere houding tegenover tekenaars. Zo heb ook ik ooit een minister als dier afgebeeld, maar die kon de grap wel waarderen. Veelzeggend is de uitspraak van oud-premier Van Agt: 'Cartoons raken mij niet, want het is kunst'." Içoğlu: "Dat is iets waar we in Turkije alleen van kunnen dromen..."
Bekijk een videoverslag over de tentoonstelling.