Stephen Kinzer, voormalig journalist van de New York Times heeft verklaard dat zijn benoeming tot ereburger van Turkije is ingetrokken nadat het kantoor van president Erdoğan een fax stuurde waarin hij wordt omschreven als 'vijand van onze regering en ons land'.
Kinzer schreef op 27 mei in the Boston Globe dat hij in de provincie Gaziantep in Zuidoost-Turkije was waar hij door de burgemeester en gemeenteraad gelauwerd zou worden als ereburger als erkenning van reportages die hij jaren geleden maakte. Deze artikelen hadden als resultaat dat kostbare Romeinse mozaïeken tegen overstroming werden beschermd. "Bij aankomst vertelden mijn gastherendat de ceremonie en mijn ereburgerschap op gezag van president Erdoğan niet door konden gaan", aldus Kinzer. "De burgemeester van Gaziantep kreeg deze instructie toen hij aanwezig was bij een conferentie van de Verenigde Naties in Parijs. Later heeft het kantoor van Erdoğan haar een fax gestuurd waarin ik wordt omschreven als een 'vijand van onze regering en ons land'. Als bewijs was een kopie toegevoegd van een column die ik op 4 januari schreef voor the Boston Globe en een kritische alinea over Erdoğan bevatte." Hierin schrijft Kinzer: "Erdoğan werd ooit beschouwd als een vaardige bestuurder. Hij woont nu in een paleis met 1.000 kamers, geeft opdracht voor de arrestatie van journalisten, ageert tegen korte rokjes en tegen geboortecontrole."
Met de algemene verkiezingen op 7 juni in het vooruitzicht laat Erdoğan zich in zeer scherpe bewoordingen uit over kritische berichtgeving in Turkse en buitenlandse media. Op politieke bijeenkomsten op 25 en 26 mei haalde hij uit naar de New York Times na een commentaar dat op 22 mei verscheen. Hierin had de krant kritiek op 'de lange geschiedenis van intimidatie van de Turkse media door Erdoğan'.