Berechting Kolonel Öz door Hoger Gerechtshof voor Strafzaken stap dichterbij

Het Strafhof in Trabzon heeft op 24 november een verzoek ingediend voor de bundeling van de rechtszaken tegen oud-kolonel Ali Öz en zeven functionarissen van de gendarmerie naar aanleiding van de moord op de Turks-Armeense journalist Hrant Dink.

 

Dink - oprichter en hoofdredacteur van de krant Agos - is op 19 januari 2007 op klaarlichte dag neergeschoten voor zijn kantoor in het district in Şişli in Istanbul. Öz - die destijds leiding gaf aan de gendarmerie in Trabzon - wordt beschouwd als één van de sleutelfiguren in deze moordzaak. Hij is aangeklaagd wegens ernstige nalatigheid, omdat hij vlak voor de moordaanslag over cruciale informatie zou hebben beschikt en dit moedwillig hebben achtergehouden. Een tweede rechtszaak tegen Öz ging op 30 september van start op basis van een klacht van het Ministerie van Justitie. Deze rechtszaak loopt bij het Strafhof in Trabzon. Als het Hoger Gerechtshof het verzoek inwilligt, zal Öz uitsluitend door dit gerechtshof worden berecht. Zowel de oud-kolonel als de zeven andere verdachten wordt ernstige nalatigheid ten laste gelegd.

 

Medeplichtigheid

De rechtszaak op 24 november is bijgewoond door advocaten van beide rechtspartijen. De raadslieden van de familie Dink stellen dat Öz en de andere verdachten zich voorafgaand aan de moord opzettelijk passief hebben opgesteld en zo de voorwaarden hebben gecreëerd waaronder deze kon plaatsvinden. Daarom pleiten zij ervoor zowel Öz als de andere verdachten te berechten op beschuldiging van ‘medeplichtigheid aan moord als gevolg van ernstige nalatigheid’ op basis van artikel 83 van het Turkse Wetboek van Strafrecht.

 

Het Europese Hof voor de Mensenrechten heeft Turkije in het kader van de moord op Dink eerder schuldig bevonden van schending van het recht op leven. Het Hof is van mening dat de Turkse autoriteiten hebben gefaald afdoende maatregelen te treffen ter bescherming van de journalist ondanks de onmiddellijke gevaar waarvan sprake was. De rechtszaak wordt op 7 februari 2011 voortgezet.