Ismail Besikçi werd in 1939 geboren in Iskilip in de provincie Çorum. Hij studeerde af aan de faculteit voor Politieke Wetenschappen in Ankara. Toen Besikçi als reserveofficier twee jaar in Bitlis en Hakkari diende, kwam hij in aanraking met de Koerdische kwestie. Zo maakte hij een studie van de sociale structuur van deze bevolkingsgroep. In 1964 werkte Besikçi korte tijd als ambtenaar in het stadje Hozat, eveneens in het zuidoosten van Turkije.
Hierna was hij werkzaam als assistent-professor in de Sociologie aan de Atatürk Universiteit in Erzurum. In 1967 schreef Besikçi de studie De sociale organisatie van een Nomadische stam die de winters doorbrengt in de vlakte van Silvan en de zomers op het plateau van Nemrut. Hij publiceerde een onderzoek onder de titel Sociale veranderingen onder de Koerdische stammen in Oost-Anatolië. Het bestuur van de universiteit volgde zijn werkzaamheden met argusogen. In 1968 gaf een collega Besikçi aan bij de politie. Het was de eerste in een lange reeks van veroordelingen. Besikçi mocht geen college meer geven.
In 1968 schreef Besikçi zijn eerste boek, De sociale orde van Oost-Anatolië - Sociale, economische en etnische wortels. Een jaar later publiceerde hij een tweede editie, die zowel positieve als negatieve reacties losmaakt. De rector van de Atatürk Universiteit ontsloeg hem op 22 juli 1970. Besikçi solliciteerde daarop bij de faculteit voor Politieke Wetenschappen van de Universiteit van Ankara, waar hij als docent aan het werk ging. Na de staatsgreep in 1970 werd Besikçi wederom gearresteerd. Het militaire tribunaal veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 13 jaar en 7 dagen. Besikçi werd na de afkondiging van een algemene amnestie in 1974 vrijgelaten. De Universiteit van Ankara gaf hem echter geen toestemming zijn werkzaamheden te hervatten.
In april 1975 publiceerde hij een studie met de titel De wetenschappelijke methode - De zaak van Ismail Besikçi vanuit het uitgangspunt van academische autonomie en de principes van een democratische samenleving. In 1977 kwam het boek De gedwongen vestiging van de Koerden uit, dat onmiddellijk werd verboden. Aan het einde van dat jaar publiceerde de wetenschapper De Turkse thesis van de geschiedenis - De theorie van de zonnetaal en de Koerdische kwestie. Deze publicatie had een gevangenisstraf van 18 maanden tot gevolg. Uitgeverij Komal publiceerde in 1979 Besikçi's boek De statuten van de Republikeinse Volkspartij (1927) en de Koerdische kwestie.
'Separatistische propaganda'
Op 6 september 1979 ging de socioloog naar de gevangenis in Istanbul om zijn straf uit te zitten. Tegelijkertijd werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar op beschuldiging van 'separatistische propaganda' en het 'beledigen van Atatürk' in het boek De Turkse thesis van de geschiedenis. Ook werd hij veroordeeld vanwege verklaringen die hij ter verdediging voor de rechtbank had uitgesproken. De autoriteiten in de gevangenis troffen bovendien een brief aan die Besikçi had geschreven aan de Schrijversunie in Zwitserland, wat opnieuw aanleiding was voor een veroordeling. Op 12 april 1981 werd hij vrijgelaten om vrijwel onmiddellijk weer berecht te worden vanwege deze brief. Besikçi werd veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf en 5 jaar ballingschap. Hij kwam op 25 mei 1987 vrij.
Besikçi bracht vervolgens het boek Een internationale kolonie: Koerdistan uit. Op 12 maart 1990 werd hij gearresteerd en naar de Sakarya-gevangenis in Istanbul overgebracht. Enkele weken later publiceerde uitgeverij Alan het boek Officieel wetenschappelijke ideologie, staatsdemocratie en de Koerdische kwestie. Later volgde het werk Een intellectueel, een organisatie en de Koerdische kwestie. Beide boeken leidden tot nieuwe aanklachten. Besikçi kreeg geen beschikking over een advocaat. De socioloog werd op 15 juli 1980 vrijgelaten. In oktober 1990 publiceerde hij het boek De wet op Tunceli en de genocide van Dersim en in februari Het incident van generaal Muglali, 33 kogels. De boeken werden onmiddellijk in beslaggenomen. Een boodschap die Besikçi naar een bijeenkomst van Koerden in Duitsland stuurde, was aanleiding tot zijn arrestatie op 20 maart 1991. Op 14 april kwam hij vrij, twee dagen nadat de beruchte artikelen 141 en 142 uit het Turkse Wetboek van Strafrecht waren geschrapt. Hierdoor kwamen alle aanklachten te vervallen.
Anti-Terreurwet
Na de intrede van de Anti-Terreurwet in 1991 werd Besikçi opnieuw veroordeeld vanwege het boek Het programma uit 1931 van de Republikeinse Volkspartij. In juli 1991 schreef hij twee boeken over de Koerden: Staatsterreur in het Midden-Oosten en Beschouwingen over Koerdische intellectuelen. Ook deze boeken werden in beslaggenomen. Besikçi werd op 1 augustus 1991 opnieuw gearresteerd. Hij was aangeklaagd op basis van artikel 8 van de Anti-Terreurwet dat 'separatistische propaganda' strafbaar stelt. Op 25 oktober 1991 kwam hij weer vrij.
Tegen het einde van 1994 had de auteur 33 boeken gepubliceerd. Openbare aanklagers dienden ook aanklachten in op basis van verklaringen die hij voor de rechtbank had afgelegd en die in een boek waren gebundeld. De schrijver werd meerdere malen veroordeeld vanwege hetzelfde boek. Zijn laatste arrestatie vond plaats op 13 november 1993 [check]. De aanleiding was een artikel met de titel De betekenis van deelname van Koerdische vrouwen aan guerilla-activiteiten, dat werd gepubliceerd in het pro-Koerdische dagblad Yeni Ülke (Nieuw Land).