Subtitle
Short Intro

Artikelindex

Repressie

Op 5 januari 1924 belegde de nieuwe machthebber, pasa Mustafa Kemal Atatürk, een bijeenkomst in Izmir met vertegenwoordigers van de pers. Hij drong er bij de journalisten op aan vooral regeringsgezinde berichtgeving te verzorgen. Na de Koerdische opstand in Dersim – het huidige Tunceli – onder leiding van sjeik Saïd vierde de repressie hoogtij. Wederom werden kranten als Aydinlik (Licht) en Orak-Çekic (Hamer en Sikkel) verboden. Er werd een jacht op communistische schrijvers en journalisten als Nâzım Hıkmet en Sevket Sürreya ontketend. Hıkmet werd bij verstek tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Het interbellum werd gekenmerkt door een één-partijdictatuur onder leiding van Atatürk. De krant Ulus was de spreekbuis van zijn Republikeinse Volkspartij (CHP). In 1931 kwam een nieuwe Perswet tot stand met zeer gedetailleerde richtlijnen waaraan de berichtgeving moest voldoen. Belastering van vooraanstaande personen was verboden, evenals publicaties over het ministerie van Oorlog, het communisme en het kalifaat. Publicaties over politieonderzoeken waren eveneens verboden. De ministerraad kon overgaan tot sluiting van kranten.

Na de Tweede Wereldoorlog gaf het Basin Yayin Genel Müdürlügü – het Directoraat-Generaal voor de Media – richtlijnen uit over binnen- en buitenlandse verslaggeving. Op 4 december 1945 vond een bomaanslag plaats op het dagblad Tan Gazetesi. Deze krant uitte kritiek op het één-partijsysteem. Na de oorlog deed voor het eerst een meerpartijensysteem zijn intrede. De Democratische Partij (DP) kwam in 1950 aan de macht. De repressie kwam niet ten einde. Zo voerde de Staat een monopolie op allerlei producten waarvan de pers afhankelijk was, zoals papier en drukinkt. Ook het distributiesysteem was in handen van de Staat.