Afdrukken
Categorie: Achtergronden
Hits: 32132
Subtitle
Short Intro

De journalistiek in Turkije staat sinds haar ontstaan onder controle van de Staat. De eerste Turkse krant -Takvim-i Vak’ayi, die in 1831 is opgericht – werd gepubliceerd door officiële geschiedschrijvers in dienst van de Ottomaanse staat. In 1864 was de eerste censuurwet een feit: de zogeheten Matbuat Nizamnamesi. Deze wet, die publicaties kon verbieden die de nationale veiligheid schonden, is een belangrijke voorloper van de huidige Anti-Terreurwet.

"Om lang te kunnen blijven regeren, moeten we die muren afbreken." (op de ezel president Gül en premier Erdogan op het paard)

In de eerste helft van de 19e eeuw hadden de media in Turkije aanvankelijk relatief veel bewegingsvrijheid. Een periode van verwesterlijking deed toen zijn intrede. In dezelfde tijd kwamen ook de eerste staatsgezinde kranten tot stand. Terwijl in het verleden officiële geschiedschrijvers de historie van het Ottomaanse imperium vastlegden, kwam in 1831 Takvim-i Vakayi met ruggensteun van de autoriteiten tot stand. Deze krant verscheen wekelijks met als doel de bevolking op de hoogte te stellen van belangrijke ontwikkelingen in binnen- en buitenland, iets waarin de formele geschiedschrijving naar de mening van de autoriteiten tekortschoot.

Een belangrijke voorwaarde was dat de krant geen inbreuk maakte op de islamitische wetgeving – Sharia – en op de staatsrechtelijke vorm van het Ottomaanse Rijk. De oprichter – krijgsheer Il Mahmut – schreef het volgende over het ontstaan van de krant: ‘Deze krant zal haar nut bewijzen ten gunste van mijn bewind, onder de voorwaarde dat zij de heilige Sharia en de Staat niet schendt.’ De generaal wilde voorkomen dat het dagblad een ‘onjuiste interpretatie’ gaf over zijn beleid. Hij was ervan overtuigd dat het medium een middel was om zijn machtsbasis te verstevigen. Nadat de publicatie tijdelijk was gestaakt, kwam de krant in 1908 wederom uit. Na de proclamatie van de Turkse Republiek in 1923 verscheen het dagblad onder de naam Resmi Gazete ofwel Staatscourant.

Verschijningsverboden

Negen jaar na Takvim-i Vak’ayi verscheen in 1840 een tweede krant – Ceride-i Havadis – opgericht door de Britse correspondent van de Morning Herald, William Churchill. Na een korte periode van drie jaar, waarin de krant werd gesloten, gaf Churchill het dagblad met financiële steun van de Staat als maandblad uit. De krant had veel lezers in regeringskringen. In 1860 verscheen Tercüman-i Ahval. Dit dagblad valt de twijfelachtige eer ten deel dat het de eerste krant in de Turkse persgeschiedenis is die gesloten werd. De krant was in een polemiek verwikkeld met zijn tegenhanger Ceride-i Havadis over de neergang van het Ottomaanse Rijk. In 1867 werd een andere krant, Muhbir, tijdelijk gesloten vanwege kritische berichtgeving van verslaggever Ali Suavi over het buitenlandse beleid van de regering.


Wettelijke maatregelen

Inmiddels namen de autoriteiten kennis van de toenemende invloed die de media uitoefenden in Europa. In deze periode kwamen de eerste wettelijke maatregelen tot stand die de pers aan banden moesten leggen. Onder Sultan Abdülaziz kwam in 1864 de zogeheten Matbuat Nizamnamesi tot stand. Kranten konden voortaan zonder tussenkomst van de rechtbank door de regering worden gesloten. Berichtgeving die de staatsveiligheid schond en leidde tot verstoring van de openbare orde was verboden. In 1867 kwam een tweede wet tot stand – Kararname-i Ali – die de persvrijheid nog verder beperkte. Kranten drukten uit protest blanco pagina’s af. Het 30-jarige bewind van Abdülhamit (1867-1908) staat bekend als een periode van ‘inquisitie’ tegen de pers. Na de totstandkoming van een militair regime op 20 september 1877 konden de generaals nu ook op basis van een officieel besluit kranten sluiten. Zo was het gebruik van bepaalde woorden verboden.


Moorden op journalisten

Op 24 augustus 1908 werd de Grondwet in ere hersteld. Deze periode ging de geschiedenis in als Il Mesrutiyet, waarin een regime met een constitutionele basis het bewind voerde. Een nieuwe periode van verwesterlijking deed zijn intrede. Het aantal kranten nam toe, evenals de oplagen die soms opliepen tot 50.000 exemplaren. De toenmalige militaire machthebbers, Ittihat ve Terakki, voerden vervolgens de druk op de media weer op. Sommige kranten werden gesloten, anderen zetten de berichtgeving voort onder een andere naam. In juli 1909 kwam de eerste Perswet tot stand: Matbuat Kanunu. Kranten die de staatsveiligheid schonden en de bevolking aanzetten tot een opstand konden door de regering worden gesloten. Journalisten werden met de dood bedreigd. In 1909 kwam Hasan Fehmi van Serbesti om het leven toen hij door een dodelijk schot werd getroffen op de Galatabrug in Istanbul. In 1910 kwam Ahmet Samim van Seday-i Millet om het leven. Een jaar later werden de journalisten Zeki Bey en Hasan Tahsin vermoord. In dezelfde periode werd de regeringsgezinde krant Vatan opgericht.


Repressie

Op 5 januari 1924 belegde de nieuwe machthebber, pasa Mustafa Kemal Atatürk, een bijeenkomst in Izmir met vertegenwoordigers van de pers. Hij drong er bij de journalisten op aan vooral regeringsgezinde berichtgeving te verzorgen. Na de Koerdische opstand in Dersim – het huidige Tunceli – onder leiding van sjeik Saïd vierde de repressie hoogtij. Wederom werden kranten als Aydinlik (Licht) en Orak-Çekic (Hamer en Sikkel) verboden. Er werd een jacht op communistische schrijvers en journalisten als Nâzım Hıkmet en Sevket Sürreya ontketend. Hıkmet werd bij verstek tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Het interbellum werd gekenmerkt door een één-partijdictatuur onder leiding van Atatürk. De krant Ulus was de spreekbuis van zijn Republikeinse Volkspartij (CHP). In 1931 kwam een nieuwe Perswet tot stand met zeer gedetailleerde richtlijnen waaraan de berichtgeving moest voldoen. Belastering van vooraanstaande personen was verboden, evenals publicaties over het ministerie van Oorlog, het communisme en het kalifaat. Publicaties over politieonderzoeken waren eveneens verboden. De ministerraad kon overgaan tot sluiting van kranten.

Na de Tweede Wereldoorlog gaf het Basin Yayin Genel Müdürlügü – het Directoraat-Generaal voor de Media – richtlijnen uit over binnen- en buitenlandse verslaggeving. Op 4 december 1945 vond een bomaanslag plaats op het dagblad Tan Gazetesi. Deze krant uitte kritiek op het één-partijsysteem. Na de oorlog deed voor het eerst een meerpartijensysteem zijn intrede. De Democratische Partij (DP) kwam in 1950 aan de macht. De repressie kwam niet ten einde. Zo voerde de Staat een monopolie op allerlei producten waarvan de pers afhankelijk was, zoals papier en drukinkt. Ook het distributiesysteem was in handen van de Staat.


Witte vlekken in kranten

In het laatste jaar dat de Democratische Partij aan de macht was, werd de druk op de media verder opgevoerd. In april 1960 stelde het parlement een speciale onderzoekscommissie – Tahkikat Komisyonu – in. Deze commissie kon willekeurige vertegenwoordigers van de media aan een verhoor onderwerpen en tot een gevangenisstraf veroordelen. Dikwijls moesten kranten artikelen op gezag van deze censuurcommissie schrappen. Zulke besluiten werden vaak op het laatste moment genomen – vlak voordat een kranteneditie van de drukpers rolde. Omdat een redactie vaak niet in staat was op de plaats van het gewraakte artikel een ander verhaal te publiceren, kwam het regelmatig voor dat de krant ‘witte vlekken’ vertoonde. Een omstandigheid die ook jaren later nog van toepassing was. Zo werden in de jaren 90 van de vorige eeuw artikelen en illustraties van een editie van het pro-Koerdische dagblad Yeni Politika (Nieuwe Politiek) op last van de openbare aanklager door censuur getroffen. De redactie van Yeni Politika – die op het punt stond gedrukt te worden – kon weinig anders dan de blanco plekken waar de artikelen zouden verschijnen het ‘keurmerk’ Sansürlüdür ofwel ‘gecensureerd’ te geven.


Staatgrepen 1960 -1980

Na de staatsgreep op 7 mei 1960 draaiden de militaire de duimschroeven nog verder aan. Verslaggever Ilhami Sosyal – correspondent van de krant Akşam (Avond) – werd in september 1966 door soldaten mishandeld en overleed aan de gevolgen. Na de coup die 10 jaar later op 12 maart 1971 volgde, kreeg de pers opnieuw te maken met de ‘tucht’ die de militaire machthebbers oplegden. In de drie jaar na de staatsgreep werden veel schrijvers en journalisten gearresteerd. Het waren vooral dagbladen en tijdschriften van linkse signatuur die de zwaarste straffen kregen. Zo heeft de krant Halkın Kurtulusu (Redding van het Volk) – die in 1976 voor het eerst verscheen – de reputatie dat het de krant is die in de Turkse persgeschiedenis de meeste straffen kreeg opgelegd. Eindredacteur Veli Yilmaz kreeg een gevangenisstraf van in totaal 748 jaar en 6 maanden. Yilmaz, die vlak na de staatsgreep op 12 september 1980 werd gearresteerd, zat 12 jaar van zijn straf uit.


Communisme en ‘separatisme’

De perscensuur duurde ook na de staatsgreep aan het begin van de jaren 80 van de vorige eeuw voort. In 1984 kwam bij referendum een einde aan het militaire regime. In deze periode richtte de beperking van de persvrijheid zich op basis van de artikelen 141, 142 en 163 van de strafwet vooral tegen publicaties over het communisme, uitingen van ‘separatisme’ en berichtgeving ten gunste van een regime gebaseerd op religie. Dit leidde onder meer tot onderdrukking van het gebruik van de Koerdische taal. Een jaar eerder kwam Wet 2932 tot stand, die publicaties in niet-officiële talen verbood. Journalist en programmamaker Mehmet Ali Birand trok op 17 april 1988 de aandacht van de militaire autoriteiten toen hij de leider van de PKK, Abdullah Öcalan, voor het dagblad Milliyet (Natie) interviewde. Voordat het artikel de weg naar de drukpers vond, grepen de militairen in. De kranteneditie werd in beslaggenomen. De kranten die al gedrukt waren, werden vernietigd.


Regeringsdecreet

Op 10 april 1990 publiceerde de regering een nieuw decreet in de Staatscourant. Voordat dit regeringsbesluit, dat een nog strakkere perscensuur regelde, in werking trad, werden mediavertegenwoordigers in de residentie ontboden. Zij kwamen in het presidentiële paleis – het Çankaya in Ankara – bijeen op een ‘mediatop’. Uitgevers en hoofdredacteuren van dagbladen kregen informatie over de situatie in het zuidoosten. Zij gingen akkoord met de voorwaarden die aan de berichtgeving werden gesteld. Dit regeringsbesluit werd later bekend als het SS-decreet. In april 1991 werden artikel 141, 142 en 163 opgeheven en kwam een aantal gewetensgevangenen vrij. Herziening van Wet 2932 had publicaties tot gevolg van kranten, boeken en poëzie in de Koerdische taal, hoewel onderwijs en tv-uitzendingen in deze taal verboden bleven. Publicaties die de eenheid en waardigheid van het leger en de veiligheidskrachten schaden, kritiek uitoefenen op de verplichte militaire dienst en ‘terroristische propaganda’ zijn nog steeds verboden.


Jaren 90 – Douane Unie

Aan de vooravond van de Douane Unie met de Europese Unie voerde de Turkse regering onder druk van het Europees Parlement in de jaren 90 een aantal hervormingen door. Zo werd artikel 8 van de Anti-Terreurwet – dat ‘separatistische propaganda’ strafbaar stelt – herzien. De maximale strafmaat werd verkort van 5 naar 3 jaar. Geldboetes werden echter verhoogd en ook voorzag de wetswijziging in de mogelijkheid aan radio- en tv-zenders een verschijningsverbod op te leggen. Veel intellectuelen kwamen voorwaardelijk vrij, terwijl hun rechtszaken opnieuw voorkwamen. Zowel in binnen- als buitenland werden de hervormingen als ‘cosmetisch’ betiteld. Bovendien nam het aantal veroordelingen op basis van artikel 312 van de strafwet toe. Dit artikel verbood uitingen die aanzetten tot haat en opruiing. In het kader van de toetredingsonderhandelingen met de EU werd op 1 juni 2005 artikel 301 als onderdeel van een aantal strafrechtelijke hervormingen ingevoerd. Dit artikel verbiedt uitspraken waarin de ‘Turkse natie/bevolking’ wordt beledigd en vervangt artikel 159 van het Turkse Wetboek van Strafrecht. Sindsdien heeft het wetsartikel tot minstens 99 rechtszaken geleid. De aangeklaagden zijn afkomstig uit het hele politieke spectrum in Turkije: van liberaal tot conservatief en van seculier tot religieus.