Europees Hof Mensenrechten: artikel 301 beperkt vrijheid van meningsuiting

Artikel 301 van het Turkse Wetboek van Strafrecht, dat belediging van de Turkse natie verbiedt, legt volgens het Europees Hof voor de Mensenrechten de vrijheid van meningsuiting in Turkije aan banden. Veel intellectuelen, onder wie Hrant Dink, zijn op basis van dit wetsartikel berecht vanwege hun visie op de Armeense kwestie. De Turkse historicus, socioloog en publicist Taner Akçam legde de zaak voor aan het Europese Hof en won.

 

De uitspraak van het Hof markeert een belangrijke mijlpaal, benadrukt Akçam. "Deze uitspraak zal een positief effect hebben op Turkije en helpt ons land een stap voorwaarts te zetten in een gevoelige kwestie", aldus Akçam. "Dit oordeel is van historische betekenis, omdat het Hof vaststelt dat sprake is van een nauwe relatie tussen de discussie over onze geschiedenis en de democratie in Turkije. Eenvoudig gezegd: in 1915 zijn in het Ottomaanse Rijk ongeveer één miljoen Armeense burgers om het leven gebracht. Alleen deze woorden maken al veel mensen razend. Het is juist die woede die de regering ertoe aanzet zulke uitspraken op basis van artikel 301 als een misdaad te beschouwen", benadrukt Akçam. "We moeten ons ervan bewust zijn dat als we niet vrij over onze geschiedenis kunnen spreken er geen sprake is van democratie waarin de mensenrechten worden gerespecteerd."

 

Haatcampagne
Turkije heeft volgens Akçam weliswaar stappen gezet om de invloed van de militairen te beperken, maar dat is volgens hem niet voldoende. "Zij die een haatcampagne in gang hebben gezet tegen de Armeense en christelijke minderheden in Turkije, evenals tegen Hrant Dink en mijzelf en degenen die de massamoord van Armeniërs in 1915 verdedigen, zijn in feite onderdeel van het Ergenekon-complot. Artikel 301 is een wet die door deze kringen in het leven is geroepen. We moeten niet vergeten dat het deze personen zijn die een vrij debat over de geschiedenis criminaliseren en dit verbinden aan ‘hoogverraad' en ‘belediging van de Turkse natie'. Zij zitten achter de rechtszaken tegen Hrant Dink en daarom heb ik de procedure bij het Europese Hof van de Mensenrechten in gang gezet. We moeten leren hoe om te gaan met de discussie over wat zich in 1915 heeft afgespeeld en erkennen dat de Armeniërs een groot onrecht is aangedaan. Het oordeel van het Europese Hof kan hiertoe aanleiding zijn."

 

"Nu we ons in Turkije buigen over een nieuwe grondwet moeten we ons ontdoen van wetgeving die behoort tot de laatste overblijfselen van Ergenekon. Of we staan achter artikel 301 en degenen die anderen van verraad beschuldigen wanneer zij in discussie willen gaan over ons verleden. Of we zijn mensen met een geweten en burgers van een vrij Turkije die vrij kunnen spreken over hun eigen geschiedenis. We hebben geen andere mogelijkheid", stelt Akçan. "Ik zal alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat artikel 301 wordt geschrapt uit het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel staat aan de basis van de moord op Hrant Dink. Het is nu aan parlementsvoorzitter Cemil Çiçek om te handelen. Dat is hij verplicht aan Hrant Dink en alle andere slachtoffers."

 

Bron: Todays Zaman, 27 oktober 2011